Vlaams volksvertegenwoordiger
Kruimelpad
Dalende onderwijskwaliteit: niets doen is geen optie
Onze onderwijskwaliteit daalt. Daar zijn wetenschappers, werkgevers, docenten hoger onderwijs, leerkrachten, ouders, ... het allemaal over eens. Niet alleen internationaal vergelijkend onderzoek drukt ons met de neus op de feiten, ook onze eigen dagelijkse ervaringen bevestigen die onderzoeken. Helaas. Want in Vlaanderen hebben we enkel onze grijze hersencellen, die tevens onze vaardige handen aansturen, als grondstof. Terecht vraagt de Vlaamse belastingbetaler na jaren daling een initiatief voor de 10 miljard euro die jaarlijks in het leerplichtonderwijs wordt geïnvesteerd. Niets doen was en is dus geen optie.
Eindtermen als dé oplossing?
De oplossing, eigenlijk moet ik zeggen oplossingen, heeft velen facetten: lerarenopleiding, kerntaken, opnieuw les geven, realistische inclusie, pedagogische begeleiding die je voelt en ziet in de klas, opnieuw een goede kennisbasis uitbouwen, ... en ja ook de minimumdoelen -onze eindtermen- aanscherpen. Ze actueler maken door leerlingen bvb financiële kennis en digitale geletterdheid aan te leren. Maar ook -eindelijk en opnieuw- een stevige kennisbasis opbouwen. Een deel van de oplossing dus. Maar wel een noodzakelijk deel.
De nieuwe eindtermen zijn er niet plots gekomen
Jarenlang werd er gewerkt aan consultaties van het brede maatschappelijke veld, het onderwijsveld (herinner u de onderwijsfestivals) en vele analyses. Nadien werd dit allemaal in ontwikkelcommissies geconcretiseerd. Door experten van de onderwijsverstrekkers -waarvan Katholiek onderwijs Vlaanderen het merendeel mocht leveren-, door leerkrachten (ook gelinkt per onderwijsverstrekker) en door vakexperten. Er zaten geen kabinetsleden, geen ministers en geen parlementsleden aan tafel. Er waren wel "generalisten" per onderwijsverstrekker die de afstemming en het geheel opvolgden. Als sluitstuk was er nog eens een validatiecommissie.
Iedereen akkoord voor een explicieter onderwijskwaliteit
Op 6 mei 2020 gaven alle onderwijsverstrekkers hun akkoord. Alle onderwijsverstrekkers, dus ook Katholiek Onderwijs Vlaanderen. Omdat iedereen ervan overtuigd was dat deze nieuwe eindtermen voor de tweede en derde graad een belangrijk onderdeel zouden zijn om de onderwijskwaliteit te versterken. Dat Lieven Boeve namens zijn koepel naar het Grondwettelijk Hof trekt tégen zijn eigen goedgekeurde werk, tégen zijn eigen leerkrachten en experten in die commissies en tégen een onderdeel om de onderwijskwaliteit opnieuw te laten stijgen is opmerkelijk. Dat daarbij plots de onderwijsvrijheid wordt aangehaald doet de wenkbrauwen fronsen. Want nu de onderwijsvrijheid in de schijnwerper zetten, geeft tevens aan dat die onderwijsvrijheid de afgelopen jaren niet gebruikt is om het tij te doen keren. Meer zelfs, leerkrachten geven aan dat pedagogische raadgevingen in het genre “taal is mondelinge communicatie, grammatica hoort daar niet bij” of “geen aparte theorie meer” of “beperk het toetsen” of “geef geïntegreerd” of … de daling van de onderwijskwaliteit hebben versterkt. Dergelijke pedagogische richtlijnen komen niet van de overheid, wel vanuit de “onderwijsvrijheid”.
De onderwijsvrijheid zit verankerd in de eindtermen
Zijn de eindtermen tweede en derde graad secundair onderwijs concreter? Ja. Dat spaart weeral vele vakvergaderingen om uit te zoeken wat er nu precies mee bedoeld wordt, met die eindtermen. Zit kennis expliciet opgenomen in de nieuwe eindtermen? Ja. Dat geeft de leerkracht een duidelijk mandaat én argument om (opnieuw) een stevige kennisbasis bij al zijn leerlingen te mogen uitbouwen. Staat in de eindtermen hoe, met wel handboek, met welke didactiek de eindtermen moeten bereikt worden: neen. Het staat er met geen woord in. En dus geven deze eindtermen de leerkrachten veel vrijheid: ze bepalen wat het minimum is. Maar hoe dat minimum wordt bereikt, welke andere doelen er worden nagestreefd, hoe dat gebeurt, … dat is allemaal de vrijheid van de leerkracht. De eindtermen maken het wel duidelijk wie desgevallend die vrijheid dichttimmert. Zou dat de reden zijn van de opzwepende pamfletten?
Algemene vorming is belangrijk, maar is ze niet te belangrijk?
De uitdaging van ons onderwijs is steeds een balans zoeken tussen wat nodig is in een bepaalde studierichting, wat nodig is voor al onze kinderen als ze later op in onze maatschappij op eigen benen moeten staan én wat haalbaar is voor een bepaald leerlingenprofiel. Over één ding zijn alle onderzoekers het eens: hoge verwachtingen doen leerlingen groeien, eender in welke studierichting of wat je afkomst of voorgeschiedenis ook is. Ook voor leerlingen BSO, KSO en TSO is in onze huidige samenleving een basis algemene vorming nodig. Dat betwijfelt niemand. We stellen vast dat de ambities die de onderwijsvertrekkers hebben vastgelegd in de nieuwe eindtermen ambitieus zijn. Vanuit die scholen en richtingen komen er -tegen wat hun vertegenwoordigers hebben neergeschreven in de eindtermen- vragen. Vragen die ik als voormalig leraar BSO en TSO kan begrijpen. “De politiek” heeft zich de vrijheid genomen om reeds gedragen én gerichte aanpassingen te doen (o.a maar één vreemde taal in plaats van twee in BSO). Maar nog belangrijker is de oprichting van een praktijkcommissie met onderwijsmensen uit de praktijk om op dat vlak het werk van hun koepel tegen het licht te houden en gerichte aanpassingen voor te stellen.
Opruiende pamfletten geven geen rust noch kwaliteit
Ik roep dan ook iedereen op om geen eenzijdige en opruiende pamfletten te schrijven en te verdelen en er zich ook niet door te laten opjagen. Bekijk de eindtermen met je vakgroep. Duid aan wat jullie nu al geven en wat er desgevallend extra is ten opzicht van wat jullie nu reeds geven. Aan overkoepelende organisaties stel ik de vraag om leerkrachten en scholen te begeleiden om deze eindtermen te bekijken en te implementeren. Dit om te vermijden dat de leerlingen die in de tweede graad zullen instromen naast alle hinder van corona ook nog eens in een vacuüm komen. Daar heeft niemand iets aan. En laat uiteraard de praktijkcommissie zijn werk doen.