"We hebben nu decretaal vastgelegd dat de middelen echt moeten worden ingezet in de klas en op school voor de leerling en de leerkracht, en niet naar extra structuren mogen gaan die ver weg staan van die leerling en leerkracht”, verduidelijkt Koen Daniëls. “In overleg tussen de scholen uit respectievelijk gewoon en buitengewoon onderwijs worden de middelen rechtstreeks ingezet voor leerkracht en leerling. We behouden het rugzakprincipe voor de meeste kinderen. Daardoor is er een grote link tussen de specifieke onderwijsnood van de leerling en de extra middelen voor ondersteuning die hij genereert en nodig heeft."
Netoverschrijdende netwerken worden norm
"Door een deel van de middelen lineair toe te kennen, garanderen we ook ondersteuning voor leerlingen die nu niet als zorgleerlingen geteld worden, maar van wie de leerkrachten en ouders wel ervaren dat er nood is aan extra ondersteuning”, vult Kathleen Krekels aan. “We stellen vast dat er - onterecht - druk werd uitgeoefend op scholen om goed werkende netoverschrijdende expertisenetwerken op te geven en over te stappen naar netgebonden netwerken.” Daarom is er op vraag van de N-VA in het decreet ingeschreven dat bestaande netwerken kunnen blijven bestaan én bovendien geen financieel nadeel zouden ondervinden, indien ze netoverschrijdend zouden (blijven) werken. “Meer zelfs, netoverschrijdende netwerken binnen het officieel onderwijs worden de norm, waarbij ze uiteraard kunnen samenwerken met scholen uit het vrij onderwijs en vice versa”, aldus Krekels.
Dankzij de N-VA worden de competentiebegeleiders die er vandaag al zijn, ook ingezet in de teams die de leerkrachten ondersteunen bij hun expertiseopbouw. Daarnaast is de termijn op basis waarvan de budgetten worden verdeeld, verhoogd van drie naar zes jaar.
Belang van kind en leerkracht centraal
“We zijn blij dat we de discussies tussen onderwijspartners, die louter handelden over middelen, hebben overstegen en het belang van het kind en de leerkracht opnieuw centraal hebben gezet. We hebben nu decretaal ingeschreven waarover het echt moet gaan: ondersteuning van kinderen met een ondersteuningsnood en hun leerkrachten in het gewoon onderwijs én het behoud van de expertise van de personeelsleden uit het buitengewoon onderwijs”, besluiten beide parlementsleden.