Vlaams volksvertegenwoordiger
Kruimelpad
Buitengewoon onderwijs bundelt specialisatie
Tijdens de commissie onderwijs van 21 april 2016 stelden enkele collega's vragen aan de minister over het M-decreet. Mijn tussenkomst hierover :
Ik heb ook het geluk gehad om enkele scholen in het buitengewoon lager onderwijs te bezoeken. Op de dag van de Vlaamse Scholierenkoepel heb ik bewust gekozen, net als de heer Van Dijck, om in een buitengewoon onderwijs les te volgen. Ik was terechtgekomen in een busoschool met opleidingsvorm 3 (OV3). Daar heb ik vastgesteld dat die leerkrachten hun handen vol hadden om doelstellingen te kunnen realiseren. Ik was leerling nummer zeven in de klas. Dat was al een betrekkelijk grote klas. Je zou kunnen zeggen dat het met zeven wel moet meevallen.
Ik zal nog eens teruggaan naar die school om ook les te volgen in OV3 Lassen. Ik hoop dat ik het een hele dag volhoud. Ook daar dezelfde vaststelling dat ondersteuning en individuele begeleiding nodig zijn. Als die leerlingen terechtkomen in het gewone onderwijs, zullen we hun dan kunnen geven wat ze nodig hebben? Ethisch ben ik een grote voorstander van inclusie. Dat zal ook blijken uit een vraag die ik straks zal stellen. Ik wil toch een vergelijking maken. Als ons iets lichamelijk mankeert, dan gaan we naar een regionaal ziekenhuis. We komen dan terecht bij een specialist. Ik noem onze leerkrachten eigenlijk al specialisten op dit moment. Als ons echt iets specifieks of ernstigs mankeert, dan blijven we echter niet in het regionale ziekenhuis maar gaan we naar een universitair ziekenhuis. We kunnen niet verwachten dat alle competenties, kwaliteiten en expertise uit een universitair ziekenhuis ingezet worden in een regionaal ziekenhuis. Ik heb deze vergelijking niet zelf bedacht, maar een directeur uit het buitengewoon onderwijs. Die man heeft gelijk.
We vragen een spreidstand in differentiatie van leerkrachten en zorgleerkrachten in het gewoon onderwijs. Hoeveel kan daar nog bij als we recht willen blijven doen aan de kinderen die er al zijn en aan die jongeren met extra noden en zorgen? Ik ben dan ook blij dat u nog eens bevestigt dat we niet zonder het buitengewoon onderwijs kunnen. We moeten dat blijven behouden. De CLB’s zitten op een belangrijk kruispunt. Ze zeggen op basis van hun expertise ja of neen. Ze gaan erover of een leerling in een gewone school terechtkomt waarbij die school de differentiatie moet bieden, of dat die leerlingen gebruik kunnen maken van de expertise zoals in een universitair ziekenhuis.
Moet het kind eerst in het gewoon onderwijs aantonen dat het daar echt niet lukt en – vergeef me de woorden maar ik kan het niet anders omschrijven – daar wat worden kapotgemaakt, om dan naar het buitengewoon onderwijs te gaan waar ze dan een of twee jaar bezig zijn met te werken aan het zelfvertrouwen vooraleer ze kunnen werken op de inhoud? Het kind zit diep omdat het in het basisaanbod ervaren heeft dat het niets kan, maar dan tot de conclusie komt dat het eigenlijk wel iets kan.
Wat betreft de competentie van het buitengewoon onderwijs die we willen inzetten in het gewoon onderwijs, heb ik nog een bedenking. Ik heb op de dag dat ik in het buso stond, gesproken met een aantal mensen. Sommigen zeiden dat hun expertise heel specifiek lag bij kinderen met een taalstoornis. Anderen hadden expertise op vlak van agressiebewaking bij kinderen die talig beperkt zijn. Nog anderen hadden expertise op vlak van gedrag en emotionele zaken. Als we die mensen verspreiden over het gewoon onderwijs om hun expertise te delen, dan wordt dat moeilijk. Ze komen dan misschien terecht bij iemand met zware dyspraxie, waar ze eigenlijk geen kaas van hebben gegeten. Dat moeten we van nabij opvolgen. Ik kijk heel erg uit naar de evaluatie die u hebt aangekondigd. Het is belangrijk om zulke zaken eruit te halen in het belang van de kinderen en de leerkrachten.
BRON: vlaamsparlement.be, 21 april 2016, https://www.vlaamsparlement.be/commissies/commissievergaderingen/1048294...